Een opmerking van Paul Wink op een openbare mailingsite.
Na bestudering van het artikel over de lijkwade van Turijn, en de terechte opmerking dat die beeltenis niet spoort met de mensheidsrepresentant die Steiner heeft gemaakt (= echt het profiel van een Steenbok), kwam ik door ‘toeval’ op het schilderij van Rembrandt van Jezus. Zie onder.PW: Deze twee lijken wel veel meer op elkaar.
Jullie weten wellicht dat Rembrandt de blinde uit de Bijbel was die Jezus genas op zijn weg naar het genezende bad Bethesda. De blinde was in zijn vorige incarnatie vanuit Ierland op weg naar Palestina om de zojuist geboren Jezus te eren (hij had dit helderziend waargenomen en was verheugd nu te leven en de Heiland op te kunnen zoeken). Echter onderweg in de Alpen is hij vermoord.
Hij incarneert echter direct weer, maar oh oh, hij is nu blind!
Hij herinnert zich alles en hoort later dat Jezus geregeld naar het bad Bethesda gaat en hij gaat langs de kant van de weg zitten wachten. Op een dag stopt Jezus bij hem, spuugt op de grond en vermengt het zand met zijn speeksel en doet dit op zijn ogen. Spontaan geneest hij en dan ziet hij als eerste de ogen van de Heer!!!
Dit is verpletterend natuurlijk! Je ziet plotseling weer en als eerste zie je dan de Heiland!
Jezus geeft hem dan een opdracht om de werken zijns Vaders openbaar te maken.
En dat doet hij in de volgende incarnatie als Rembrandt! (hetgeen natuurlijk uit het schilderij afstraalt).
Rembrandt heeft dus Jezus gezien en heeft hem ook geschilderd.
Naar mijn mening heeft hij de beeltenis geschilderd van het Nathanische deel van Jezus.
En die lijkt best wel op de lijkwade van Turijn.
Wat is jullie mening?
Met hartelijke groeten,
Paul
P.S. Iedere schilder moest in die tijd 1 x naar het Vaticaan om de representant van Christus, de Paus, op te zoeken. Echter alleen Rembrandt is nooit gegaan, want hij had Jezus reeds zelf gezien! (= mijn mening).
vragende naar de bron van dit alles en of dit vlgs de visioenen van Judith von Halle is...? of anders? (PS onderstaand word Hugo Wormgoor als bron genoemd)
Reactie Marc:
Volgens mij heb ik meneer Veltman (een vroegere leraar van hem op de Vrije School)een keer horen zeggen dat Rembrandts vorige incarnatiede apostel Paulus was, maar dat weet ik niet meer zeker....
Ik weet niet hoe meneer Veltman daar aan kwam, en we kunnen het hem helaas ook niet meer vragen....
Misschien weet mevrouw Veltman het nog....
Ik had begrepen dat het een soort van 'inside information' was....
---
Op internet heb ik alleen dit gevonden,
volgens deze schrijver was Rembrandt een leerling van Christian Rosenkreuz :
----------------------------
Rudolf Steiner (fakkeldrager van het Rozenkruis 16) beweert dat Rembrandt een directe leerling was van een incarnatie in de zeventiende eeuw van de individualiteit die bekend staat als Christian Rozencreutz. Rembrandt zou door hem zijn ingewijd in de mysteriën van licht en duisternis en zou zijn leraar vereeuwigd hebben op de schilderijen ‘Man in harnas’ uit 1655 en ‘Poolse ruiter’ uit ongeveer datzelfde jaar. De weergave van een geestelijke leider in de vorm van een militair of krijger is minder vreemd dan het in eerste instantie misschien lijkt. Het doet denken aan de sage van de ridder Galahad die de graal vindt en ook aan de apostel Paulus die schrijft:
‘Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel. Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten. Neem daarom de hele wapenrusting van God aan, opdat u weerstand kunt bieden op de dag van het kwaad, en na alles gedaan te hebben, stand kunt houden.
Houd dan stand, uw middel omgord met de waarheid, en bekleed met het borstharnas van de gerechtigheid, en de voeten geschoeid met bereidheid van het evangelie van de vrede. Neem bovenal het schild van het geloof op, waarmee u alle vurige pijlen van de boze zult kunnen uitblussen. En neem de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest, dat is Gods woord.’ (Efeziërs 6:11-16)
Rembrandt heeft ook contact gehad met een man die een geestelijke strijd heeft gestreden en daarbij letterlijk en figuurlijk als deemoedige overwinnaar uit de verf kwam: Jan Amos Comenius (1592-1670, fakkeldrager van het Rozenkruis 9). Hij schilderde in 1665 deze zwaar beproefde Tsjechische pedagoog, theoloog en filosoof die in het laatste en gelukkigste deel van zijn leven woonde en werkte in het Huis met de hoofden aan de Keizersgracht in Amsterdam, het grachtenpand waar sinds 2017 de vermaarde Bibliotheca Philosophica Hermetica is gevestigd.
-----------------------------
zie:
https://spiritueleteksten.nl/online-programmas/uitdagingen-van-geboorte-leven-en-dood/essay-3/
Nu, Chr. Rosenkreuz was de reïncarnatie van Johannes de evangelist,
en als Rembrandt in zijn leven Rosenkreuz heeft ontmoet,
dan is het waarschijnlijk dat ze elkaar in de tijd van Christus ook gekend hebben.
Ik weet niet hoe de relatie tussen Johannes en Paulus was,
en of die elkaar hebben gekend,
maar anders lijkt het waarschijnlijk dat Rembrandt toentertijd
een andere tijdgenoot van Johannes geweest zou kunnen zijn,
een van de apostelen bv.
Rembrandt leefde in een 72-jarig Orifiel-Saturnus-tijdperk,
volgens Emil Pales.
De schilderstijl van Rembrandt met alle sombere donkerbruine kleuren,
het zwart, de diepzinnigheid, de clair obscure,
en alle oude gerimpelde mensen - door leed wijs geworden - etc.
is daar bij uitstek de uitdrukking van....
Groetjes van:
Marc van Delft
==================
zie mijn website:
www.marcvandelft.nl
==================
Op wo 12 apr 2023 om 21:34 schreef Cheese <kees.kromme@kpnmail.nl>:
Stel dat Rembrandt idd een getuige van het Christusgebeuren geweest zou zijn vlgs JvH? Dan is volgende schilderij best wel beetje in tegenspraak met de schouwingen van JvH . nml de vorm van het kruis is geen y-vorm.
reactie van Paul Wink
Dat verhaal van Rembrandt heb ik van Hugo Wormgoor, en ik weet niet van wie hij het heeft (of van zichzelf?).
In mijn artikel Zeshoek en Christus - Paul Wink.pdf (spiritueelastroloog.nl) op pagina 5 schrijf ik het gedeelte van J. von Halle over de kruisvorm Y of T. Trouwens, het grootste deel van het artikel gaat hierover. Interessant wat Marc aanreikte dat Steiner Rembrandt ziet als een leerling van de geïncarneerde CRC.
Verbaast mij dus niets! Ook in zijn Ierse incarnatie had hij al priestereigenschappen (vandaar zijn tocht naar Palestina).
uit bovenstaande:
Rudolf Steiner (fakkeldrager van het Rozenkruis 16) beweert dat Rembrandt een directe leerling was van een incarnatie in de zeventiende eeuw van de individualiteit die bekend staat als Christian Rozencreutz.
Het kan zijn dat ik er overheen lees in bovenstaande link maar ik kom niet tegen waat Steiner dit gezegd zou hebben.
wel te vinden bij Steiner:
5(28.11.1916, Dornach) 3304 2/140f. 292-05
MalereiRembrandt (1606-1669) als Maler, der nicht von der südlichen Strömung beeinflusst ist,
und erster Repräsentant des Bewusstseinsseelen-Zeitalters auf seinem Gebiet. „Und
Rembrandt ist als Künstler derjenige, der aus aller Ursprünglichkeit dieses (niederländischen)
Volkstums heraus dasjenige geltend macht, ... was im eminentesten Sinne enthält
das Geltendmachen menschlicher Individualität und menschlicher Freiheit.
Es ist merkwürdig, wie sich in Rembrandt fortsetzt, was ich Ihnen schon ausgeführt habe
bei Dürer: das Weben im elementarischen Hell-Dunkel, ... auf dessen Wogen der
Ursprung der Farben zu suchen ist.“
„Und so sehen wir, wie ... Rembrandt ... plastisch malt, aber malt mit Licht und Finsternis.
Dadurch hebt er, trotzdem er den Blick nur auf das Wirkliche richtet, nicht auf die erhöhte
Wahrheit, wie die südeuropäischen Maler, ... erhebt er dennoch seine Gestalten in eine
geistige, in eine spirituelle Höhe; denn es lebt und webt in ihnen dasjenige, was als Licht
durch den Raum flutet.“
Mit einer Folge von über 700 Lichtbildern zeigte Rudolf Steiner in diesen Vorträgen die kunstgeschichtlichen Entwicklungslinien auf. Er geht aus von der großen Wende im 15. Jahrhundert, der Renaissance, blickt zurück auf ihre Wurzeln in der griechischen Klassik und den Gestaltungen des frühen Christentums und macht sodann die eigenständige Entfaltung dieser Kräfte in den mitteleuropäischen Gebieten deutlich: vom Höhepunkt Dürer zum Höhepunkt Rembrandt hin. Zu den einzelnen Kunstwerken spricht er nur selten ausführlicher, um so eindringlicher jedoch über die spirituellen Kräfte, welche sich darin zum Ausdruck bringen.
ISBN 978-3-7274-2920-0, 2 delen in cassette: textband 408 blz. band met illustraties 752 blz. met 786 zwart/wit afbeeldingen, Steiner Verlag 2000 3e herziene druk
Dit alles lijkt het aannemelijk te maken dat Steiner zich ook heeft bezig gehouden met vorige incarnaties van Rembrandt.. Degene die daarvan de bronnen kan noemen moge zich melden.
Rudolf Steiner, Edith Marion und die Christus-Plastik.
Zu bemerken Unten ist was JvH hervorhebt alles als seiende Sinnlich. Seite 27
JVH: Aber Rudolf Steinee musste all dies aus dem reinen Geistgebiet entnehmen, er suchte gleichsam durch daa gezielte Eintauchen in die Akasha-Chronik dauerhaft den Zustand der Initiation auf und verdichtete seine Wahrnehmumgen dann hinuntee zur Inspiration und schliesslich zur Imagination - nicht aber zum sinnlichen Wahrnehmung.......Aber Rudolf Steiner sah den Jesus nicht dort stehn mit sinnlichen Augen.....Doch wir sprachen bereits davon, dass es noch einen zweiten Anteil gibt, der den Menschheitsrepresentanten zu einem nicht rein geistigen Wesen werden liess - den sinnlich wahrnehmbare physischen Anteil........
Die Holzplastik.Der Menschheitsrepresentant zwischen Luzifer und Ahriman.Seite 70
JVH: Rudolf Steiner welcher vom geistigen Plan aus das Ereignis des Christus Mysteriums mitverfolgt hatte und so im weit greifendem geistigen Ueberblick mit diesem verbunden war, verband seine Erkenntnisforschung mit den handwerklichen Faehigkeiten einer Individualitaet, die waehrend des Mysteriums von Golgotha verkoerpert gewesen und somit physisch in der Lage war, in der Gruppe mit Haenden umzusetzen was ihre Seele dazumal ergriffen hatte durch den sinnlichen Anblick des Erloesers.
In elders gepubliceerde content kan gelezen worden hoe Steiner dacht over de zogenaamde zinnelijke helderziendheid.
St: - Das Mysterium von Golgatha soll gewissermaßen die Menschenseele zwingen, aus allen sinnlichen Beweisen heraus den Weg ins Übersinnliche zu finden. GA 182
Het jaar 67 lijkt arbitrair, aangezien algemeen wordt aangenomen dat de brand plaats vond in het jaar 64. Als je er vanuit gaat dat Paulus gestorven is in 67, dan is de situering van de brand in Rome in het jaar 67 natuurlijk niet meer zo arbitrair.
Nog even over de lijkwade, het Rembrandt-portret en de Mensheidsrepresentant:
Ik denk dat wat Steiner heeft proberen weer te geven in het houten beeld het Christus-wezen na de opstanding is. Anders gezegd: het fantoom - het herstelde, door de goden in oorsprong bedoelde mensenvorm. Het is volgens mij een beeld van Christus zoals hij in het etherische verschijnt. Vandaar zijn speciale manier van het houtbewerken enz.
Het is dus niet een beeld van Jezus, die slechts het lichamelijke hulsel vormde tot aan de dood op Golgotha. Voor de Handelingen gaf Steiner de aanwijzing om Leonardo da Vinci's getekende Jezus-portret (een voorstudie voor de fresco van Het Laatste Avondmaal) te gebruiken als altaarbeeld. Hij schijnt erbij gezegd te hebben, dat dit portret het gezicht van Jezus het meest benadert.
Het is best ingewikkeld er word gesproken over fantoom, opstandingslichaam en etherlichaam. WAT werd er eigenlijk geschouwd?
Steiner beschrijft het lichaam van Christus zoals de discipelen Hem zagen en zelfs Thomas Hem kon betasten en dat was ook hoe de Emmaüsgangers Hem zagen en beleefden en het brood mee braken.:
GA130 München, 9. Januar 1912
"Sie dürfen sich nicht vorstellen, daß dieser Leib, in dem der Christus wohnte, sagen wir anderthalb Jahre nach der Johannestaufe im Jordan, so war wie ein anderer Leib, sondern so, daß eine gewöhnliche Menschenseele ihn sofort hätte von sich fallen fühlen, weil er nur zusammengehalten werden konnte von der mächtigen makrokosmischen Christus-Wesenheit. Es war ein fortwährendes, langsames, durch drei Jahre dauerndes Dahinsterben. Und an der Grenze des Auseinanderfallens war dieser Leib angekommen, als das Mysterium von Golgatha eintrat. Dann war nur noch notwendig, daß diejenigen Männer, von denen uns erzählt wird, herankamen an diesen Leib mit ihren sonderbaren Dingen, die Spezereien genannt werden, und eine chemische Verbindung herstellten zwischen diesen eigentümlichen Stoffen und dem Leib des Jesus von Nazareth, in dem die makrokosmische Christus-Wesenheit drei Jahre gewohnt hatte, und ihn dann ins Grab senkten. Da brauchte es nur ein ganz Weniges, daß dieser Leib zu Staub zerfiel im Grabe, und daß der Christus-Geist sich umkleidete mit einem, man kann sagen, bis zur physischen Sichtbarkeit sich verdichtenden Ätherleib. So daß der auferstandene Christus umhüllt war mit einem bis zur physischen Sichtbarkeit verdichteten Ätherleib. So ging er herum und erschien denen, denen er erscheinen konnte. Er war nicht für alle sichtbar, weil es eigentlich nur ein verdichteter Ätherleib war, den der Christus nach der Auferstehung trug. Aber das, was ins Grab gelegt worden war, das zerfiel zu Staub. Und nach den neuesten okkulten Forschungen stellte sich in der Tat das ein, daß ein Erdbeben stattfand. Es war mir frappierend, nachdem ich aus okkulten Forschungen heraus gefunden hatte, daß ein Erdbeben stattgefunden hatte, im Matthäus-Evangelium dieses angedeutet zu finden. Es spaltete sich die Erde, der Staub des Leichnams fiel hinein und verband sich mit der ganzen Substanz der Erde. Durch das Durcheinanderrütteln infolge des Erdbebens wurden die Tücher so gerüttelt, wie man sie dort nach der Beschreibung des Johannes- Evangeliums beschrieben findet. Es ist das im Johannes-Evangelium wunderbar geschildert.
So haben wir okkult die Auferstehung zu begreifen und brauchen gar nicht in Widerspruch zu kommen mit den Evangelien. Denn ich habe schon oft darauf aufmerksam gemacht, daß Maria von Magdala den Christus nicht erkannte, als er ihr begegnete. Wo würde sich denn einer nicht getrauen, jemanden, den er vor ein paar Tagen noch gesehen hat, wiederzuerkennen, besonders wenn dies eine solche wichtige Persönlichkeit ist, wie es der Christus Jesus war? Wenn erzählt wird, daß Maria von Magdala ihn nicht erkannte, so mußte er ihr in einer anderen Gestalt entgegengetreten sein. Sie erkennt ihn erst, als sie sozusagen ihn sprechen hört. Da wird sie aufmerksam.
Und alle Einzelheiten in den Evangelien sind uns okkult ganz begreiflich.
Aber es könnte jemand sagen: Thomas wurde von dem Auferstandenen, der den Jüngern erschien, aufgefordert, mit seinen Händen in die Wundmale zu greifen. Da müßte man voraussetzen, daß diese noch dagewesen wären, daß Christus mit demselben Leib, der sich in Staub aufgelöst hat, zu den Jüngern gekommen wäre. Nein! Denken Sie sich, es hat jemand ein Wundmal: da zieht sich der Ätherleib besonders zusammen, bekommt eine Art Narbe. Und in dem besonders zusammengezogenen Ätherleib, dem entnommen sind die Bestandteile zu dem neuen Ätherleib, mit dem sich die Christus-Wesenheit umkleidete, da waren zur Sichtbarkeit gebracht diese Wundmale, waren besonders dichte Stellen, so daß auch der Thomas fühlen konnte, daß eine Realität da ist.
Gerade diese Stelle ist im okkultistischen Sinn eine wunderbare Stelle. Dies widerspricht durchaus auch nicht dem, daß wir es mit einem durch die Christus-Kraft bis zur Sichtbarkeit verdichteten Ätherleib zu tun haben und daß dann auch die Emmaus-Szene eintreten kann. Wir finden sie im Evangelium so geschildert, daß nicht eine gewöhnliche Nahrungsaufnahme stattfindet, sondern eine Auflösung des Genossenen unmittelbar durch den Ätherleib, durch die Kräfte des Christus, ohne Mitwirkung des physischen Leibes." (Lit.: GA 130, S. 222f)