Een vertaald artikel over de drie Johannesen dat in het Duitse tijdschrift Anthroposophie is verschenen., zoals het is afgedrukt in het paasnummer van het betreffende tijdschrift.
Wie was Johannes de evangelist?Aantekeningen:
De bijdrage van Judith von Halle aan het onderzoek naar Johannes.
Dr. Med. Helmut Kiene
Instituut voor toegepaste kennistheorie en medische methodologie, Freiburg in Breisgau
Antroposofische geesteswetenschap en haar christologische perspectieven
Antroposofische geesteswetenschap is bedoeld als uitbreiding van de natuurwetenschap met inzet van bovenzinnelijke kennismethoden. De culminatie van deze geesteswetenschap is gelegen in haar oorspronkelijke toegang tot de inhouden van het christendom, maar juist deze pretentie lokt ook de grootste verwondering en scepsis uit.
Met betrekking tot de historische grondslagen van het christendom maakt de antroposofische geesteswetenschap in dubbel opzicht het reële bestaan van geestelijke gebeurtenissen en ervaringsmogelijkheden kenbaar: Ten eerste dat de ontstaansgebeurtenissen van het christendom zoals geboorteverkondiging, genezingen, kruisiging, opstanding, pinkstergebeuren enzovoort, reële gebeurtenissen waren; ten tweede dat de antroposofische methoden eraan bijdragen om een authentieke bovenzinnelijke waarnemingstoegang tot deze christelijke realiteiten mogelijk te maken en wel met een wetenschapsgerelateerde bewustzijnstoestand. Vooral dit tweede aspect is het waarom de antroposofische geesteswetenschap gezien kan worden als een voortgaande bijdrage aan de geschiedenis van het christendom. Christian Geyer, in het begin van de vorige eeuw een van de vooraanstaande Duitse theologen,1 heeft de grondlegger van de antroposofische geesteswetenschap, Rudolf Steiner, daarom bestempeld als iemand die in zijn persoon en individualiteit een eigen ‘fenomeen van de godsdienstgeschiedenis’ is.2
De diepgaande inzichten van de antroposofische geesteswetenschap in de inhouden van het Nieuwe Testament behoren tot haar schoonste vruchten. Zelfs innerlijke tegenspraken in de evangeliën kunnen worden opgelost. Voor beide, Testament en geesteswetenschap, voert dit zo tot een opvallende wederzijdse waardebepaling.
Een van de meest opvallende tegenstrijdigheden in de evangeliën betreft Jezus zelf, omdat er in het Mattheüs- en in het Lucas-evangelie verschillende stambomen van Jezus worden gepresenteerd en verschijnen er bij de geboorte van Jezus in het Mattheüs-evangelie de koningen, in het Lucas-evangelie daarentegen herders. Toen Rudolf Steiner hierover zijn onderzoeksresultaten presenteerde die deze tegenstrijdigheden verklaren, maakte hij hiermee niet geringe irritaties los3, en ook tegenwoordig komt er nog bij traditioneel gestemde gelovigen makkelijk een emotionele weerstand op. De steen des aanstoots is dat het volgens Rudolf Steiner in feite gaat om twee verschillende kinderen. Er zouden twee verschillende Jezuskinderen naast elkaar zijn geweest. (GA 114) Het ene, het Jezuskind volgens Mattheüs, zou een zeer hoogontwikkelde individualiteit zijn geweest die reeds door vele incarnaties was gegaan; het andere daarentegen, het Jezuskind volgens Lucas, zou nooit eerder geïncarneerd zijn geweest en daarom welhaast ik-vrij, onschuldig, engelachtig. In het twaalfde levensjaar, bij het bezoek aan de tempel in Jeruzalem, zou het hoog-ontwikkelde Ik van de Jezus uit het Mattheüs-evangelie overgegaan zijn in het verregaand ik-vrije lichamelijke wezensorganisme van het lucanische Jezuskind en het Jezuskind uit het Mattheüs-evangelie zou vervolgens zijn gestorven.
2
Deze transformatie van de wezenskern van het ene Jezuskind in het wezensorganisme van het andere werd door Steiner verklaard met op de achtergrond het antroposofische reïncarnatiebegrip alsook het antroposofisch begrip van de menselijke constitutie, bestaande uit Ik-organisatie, astraal lichaam, etherlichaam, fysiek lichaam, enzovoort. Steiner beschreef dit speciale gebeuren met Jezus met een overvloed aan details, die in hun onderlinge belichting een overtuigend sluitend geheel laten zien. Dergelijke synthesen, respectievelijk het overdragen van wezensdelen zouden onder de toenmalige menselijke constitutionele condities zeker mogelijk zijn geweest (GA 264, blz. 239)
Een ander soort synthese van wezensdelen zou er bij Johannes de evangelist hebben plaatsgevonden. De beschrijvingen van Rudolf Steiner werden in 2009 aangevuld met uiteenzettingen door Judith von Halle. Net als de uiteenzettingen van Steiner bieden in het bijzonder ook die van von Halle een bijdrage, rijk aan consequenties, voor het onderzoek naar Johannes. Hierop zal in het volgende nader op worden ingegaan.
Wie is Johannes de evangelist?
De schrijver van het Johannes-evangelie is een raadselachtige figuur. Wie is dat? – In het 21e hoofdstuk van dit evangelie is sprake van de leerling, die Jezus’ liefde heeft ervaren (Joh. 21:20), en vervolgens staat er: “Dit is de leerling, die van deze dingen getuigt en die ze opgeschreven heeft. En wij weten dat zijn getuigenis waar is.” (Joh. 21:24) Een dergelijke uitspraak over zichzelf is ook te vinden op het moment dat Jezus sterft. Onder het kruis staat, behalve de drie Maria’s, ook deze leerling, die Jezus’ liefde heeft ervaren. (Joh 19:26) Als dan beschreven wordt dat de Romeinse soldaat een lans stoot in het lichaam van de gekruisigde en er bloed en water uit de zijde komt, staat er: “En die het geschouwd heeft, is getuige daarvoor geworden en hij getuigt met een klaar bewustzijn; hij weet dat hij waarheid spreekt, opdat ook gij geloven kunt.” (Joh. 19:35) Met deze getuige kan eigenlijk alleen diegene bedoeld zijn, waarvan onmiddellijk daarvoor gezegd werd dat hij onder het kruis staat, dus de leerling die Jezus’ liefde heeft ervaren.
Dat is dus Johannes de evangelist: de leerling die Jezus’ liefde heeft ervaren. – Maar, wie is deze leerling? Wordt hij in het Nieuwe Testament ook direct met name genoemd?
De traditie identificeert de geliefde leerling als de apostel Johannes, met andere woorden Johannes Zebedeüs, broeder van Jacobus Zebedeüs.4 Om twee redenen ligt dat voor de hand. Niet alleen draagt het vierde evangelie de naam ‘Johannes’; maar vooral omdat zowel in het Marcus- als in het Mattheüs-evangelie een lijst voorkomt met namen van de twaalf leerlingen en hierbij een ‘Johannes’, namelijk Johannes Zebedeüs. (Mt 10:2 en Mc. 3:18) Omdat bovendien, volgens Marcus en Mattheüs precies twaalf leerlingen aan het Avondmaal deelnamen (Mt. 26:20 en Mc. 14:17) en hierbij ook de leerling hoort, die Jezus’ liefde heeft ervaren (Joh. 13:23), lijkt de link eenduidig: Johannes Zebedeüs is blijkbaar deze geliefde leerling en daarmee ook de latere Johannes de evangelist.
De identificatie van de evangelist is echter veel minder eenduidig als verdere gezichtspunten en bronnen erbij betrokken worden.5 Op de identificatieproblemen moet hier niet in detail worden ingegaan want veel wordt zondermeer door het hierna volgende in een nieuw licht geplaatst.
3
Wat zegt Rudolf Steiner hiervan
Rudolf Steiner heeft een andere identificatie aangebracht, gebaseerd op geesteswetenschappelijk onderzoek. De geliefde leerling is niet Johannes Zebedeüs, maar Lazarus die uit de dood is opgewekt (GA 264, blz.233). Steiner benadrukte dat deze Lazarus na de opwekking een andere configuratie zou hebben gehad als voordien, namelijk doordrongen met de hogere wezensdelen van Johannes de Doper. Degene die was opgewekt, zou een – uit wezensdelen van Lazarus en de Doper – nieuw geschapen individualiteit zijn geweest: Lazarus-Johannes. (GA 238, Aanvullende opmerkingen van de uitgever) Steiner had zijn uiteenzettingen over Lazarus-Johannes nog verder willen uitbreiden, maar dat werd door ziekte verhinderd.
Voor de visie van Steiner pleit de geesteswetenschappelijke onderzoeksaanpak, anderzijds ook dat ook Lazarus iemand is waarvan wordt gezegd dat de Heer hem liefhad. (Joh. 11:3-5) Bovendien is er pas sprake van de ‘geliefde leerling’ na de opwekking van Lazarus: bij het laatste Avondmaal (Joh. 13:23), onder het kruis (Joh. 19:26), aan het geopende graf (Joh. 20:1-10) en bij de nachtelijke visvangst en het ochtendmaal aan het meer (Joh. 21:1-23).
De beschrijvingen door Steiner van de fusie van wezensdelen bij Lazarus-Johannes en anderzijds bij Jezus verschillen in een belangrijk opzicht: Terwijl het verhaal over Jezus de eclatante tegenstelling tussen het Mattheüs- en het Lucas-evangelie opheft, roept het verhaal over Johannes juist een tegenspraak op met de evangeliën en de Handelingen van de apostelen – tegenstellingen die vervolgens echter opgelost worden door de uiteenzettingen van von Halle.
Tegenstrijdigheden met de evangeliën en de Handelingen van de apostelen
Het probleem is het volgende: Zowel in het Mattheüs-evangelie alsook in het Marcus-evangelie is een lijst met twaalf namen van leerlingen vermeld, waaronder een Johannes, namelijk Johannes-Zebedeüs (Mt. 10:2; Mc. 3:18). In alle twee de evangeliën wordt de nadruk gelegd op het feit dat er twaalf leerlingen deelnamen aan het Avondmaal (Mt. 26:20; Mc. 14:17). Als je de uitspraak van Rudolf Steiner serieus neem, dat Lazarus-Johannes de geliefde leerling zou zijn, dan zou hij niet tot de twaalf leerlingen behoren die in het Matteüs- en Marcus-evangelie met name worden genoemd. Als Lazarus-Johannes, als de geliefde leerling, aan het Avondmaal hebben deelgenomen, dan zou hij nog bij de twaalf andere leerlingen bijgeteld moeten worden. Dan zou je echter aan een aantal van dertien leerlingen komen. In feite bestaat er een iconografische avondmaalstraditie, waarop dertien leerlingen zijn afgebeeld, bijvoorbeeld bij Dürer.6 Dit getal is echter in tegenspraak met het Mattheüs- en het Marcus-evangelie, want beiden geven een exact getal aan voor de deelnemers aan het Avondmaal: twaalf leerlingen. Als je zou uitgaan van Steiner of de iconografische traditie van dertien leerlingen, dan zou dat tegen de juistheid van het Mattheüs- en Marcus-evangelie ingaan.
Om de scherpte van het dilemma af te nemen, zou je het argument kunnen aanvoeren dat de dertiende maar bij een gedeelte van het Avondmaal heeft meegemaakt, dat hij pas later zou zijn gekomen en vroeger zijn weggegaan. Dat is moeilijk voor te stellen. Het is nauwelijks te geloven dat bij zo’n belangrijk, ernstig voorbereid en ceremonieel uitgevoerd Avondmaal een van de deelnemers pas later om zo te zeggen komt aanwaaien, respectievelijk voortijdig afscheid neemt. Vooral bij het Marcus-evangelie kun je er niet omheen. Het getal twaalf wordt tweemaal vermeld: Niet alleen bij het begin van het Avondmaal (Mc.14:17), maar ook precies op het moment dat Jezus het verraad aankondigt (Mc. 14:20). Meteen na deze
4
aankondiging heeft Petrus de geliefde leerling aangesproken en dringend verzocht om te vragen, wie de verrader zou zijn (Joh. 13:24). Op dit moment, waarop er twaalf leerlingen zijn, was dus de geliefde leerling er definitief bij.
Een overeenkomstig probleem vind je in de Handelingen van de apostelen. Weer worden daar de leerlingen genoemd, maar nu zijn het er, nadat Judas is weggevallen, nog elf (Hand. 1:3). Dit getal elf wordt nadrukkelijk genoemd (Hand. 1:26). Er wordt zelfs, en wel speciaal om weer het getal twaalf te bereiken, een nieuwe apostel erbij gekozen, namelijk Matthias (Hand. 1:26). Eerst waren er dus nog elf apostelen en na de verkiezing weer twaalf – en daartoe behoort een Johannes (Hand. 1:13). Als er echter in de zin van de uiteenzetting van Steiner, na de opwekking van Lazarus nog een andere apostel zou zijn geweest, namelijk Lazarus-Johannes aan wie Jezus zijn liefde had gegeven, dan zouden er aan het begin van de Handelingen der apostelen geen elf, maar twaalf apostelen bij elkaar zijn geweest en daarbij niet een enkele, maar twee Johannesen: Johannes-Zebedeüs en Lazarus-Johannes. Maar dan zou – en dat zou de problematiek in het absurde voeren – de hele ceremonie van de verkiezing van nog een apostel om het getal twaalf weer rond te krijgen, overbodig zijn geweest. Er zouden dan immers, al voor de verkiezing, reeds twaalf apostelen zijn geweest.
In zoverre kun je er nauwelijks omheen: Of het Mattheüs- en het Marcus-evangelie en de Handelingen van de apostelen kloppen niet op de genoemde plekken of de uitspraak van Rudolf Steiner is een vergissing – of er is een nog niet eerder geopenbaard geheim verbonden met het aantal leerlingen dat deelgenomen heeft aan het Avondmaal en aan de Handelingen van de apostelen.
Met dit op de achtergrond is het de moeite waard om de beschrijving van Judith von Halle erbij te nemen.
De beschrijving van Judith von Halle
In het boek Over het mysterie van Lazarus en de drie Johannesen beschrijft Judith von Halle dat er aan de configuratie van de geliefde leerling niet alleen wezensdelen van Lazarus en van Johannes de Doper ten grondslag lagen, maar ook van Johannes Zebedeüs.7 Deze laatste zou direct voor de opwekking van Lazarus dood op de grond zijn gevallen en zijn etherlichaam zou geïntegreerd zijn in de wezensstructuur van degene die uit de dood werd opgewekt. Zo zou een totaal-individualiteit zijn ontstaan, die – vrij naar von Halle – als driegeleed beschreven kan worden: De geestvormende wezensdelen zouden van Johannes de Doper afstammen, de wezensdelen die de ziel vormen van Lazarus en het wezensdeel dat het lichaam vormt van Johannes-Zebedeüs. – De vorming van deze Lazarus-Johannes is bij von Halle tot in detail beschreven.
Gelijktijdig en parallel aan dit gebeuren heeft zich volgens von Halle nog een bijbehorend buitengewoon fusieproces voltrokken. Toen het fysieke lichaam van Johannes-Zebedeüs dood ter aarde zonk, zouden ziel en geest van deze Johannes (astraal lichaam, gemoedsziel en gewaarwordingsziel) door de constitutie van wezensdelen van zijn broer, Jacobus Zebedeüs, zijn opgenomen en verder geleefd hebben. Daardoor vormen de beide broers Zebedeüs voortaan in zekere zin een eenheid: met een lichaam (van Jacobus) en twee hierin existerende ziele-geestelijke kernen (Jacobus en Johannes Zebedeüs).
Zoals von Halle zelf benadrukt, werpt dit een verhelderend licht op de volgende overgeleverde woorden van Rudolf Steiner:
5
Raadselachtige woorden van Rudolf Steiner
Volgens herinneringsnotities van Elisabeth Vreede zei Rudolf Steiner in 1909: “Onder de twaalf apostelen is Lazarus-Johannes zelf als het ware weer door een ander vertegenwoordigd. Johannes, de broeder van Jacobus en zoon van Zebedeüs, is niet een apostel in eigenlijke zin. Jacobus en Johannes zijn in zekere zin één, zij vertegenwoordigen te midden van de intiemere leerlingen van Christus Jezus de kracht van de verstands- of gemoedsziel, die immers een dubbele functie heeft in de mens, maar toch een eenheid is… Als Lazarus echter tot Johannes wordt, neemt hij de plaats in van de ene Zebedeüs-zoon en als zodanig is hij degene die bij het Avondmaal aan de borst van Jezus lag.”(GA 264, blz. 232)
Een andere herinneringsnotitie van een opmerking van Rudolf Steiner schreven Johannes W. Klein en Emil Bock (1924): “Hoorden de zonen van Zebedeüs dan wel in de directe kring van twaalf? In de kring van sterren waarin Christus zijn wezen gespiegeld zag? Dat moet een verwisseling zijn als dat in de evangeliën staat. Verwisselingen mogen ons daarom helemaal niet verwonderen, want de apostelen konden immers, zelfs onder de toenmalige heel andere wetten betreffende de ziel, van lichaam wisselen. De drie leerlingen in Gethsemane behoorden in ieder geval tot de directe kring van twaalf en Lazarus behoorde ook daartoe.” GA 264, blz. 239)
Zonder te weten wat von Halle hierover heeft gezegd zijn deze woorden absoluut niet te begrijpen: Enerzijds zijn Johannes en Jacobus twee zonen van Zebedeüs, maar anderzijds zouden ze één zijn. Van de ene kant zou Jacobus niet tot de apostelen in engere zin horen, anderzijds behoorde hij als één van de drie leerlingen in Gethsemane tot de kring van twaalf. Enerzijds zou Johannes Zebedeüs Lazarus-Johannes vertegenwoordigen, maar van de andere kant zou hij bij het Avondmaal deze plaats hebben afgestaan.
Dit raadselachtige wordt volledig opgelost door de beschrijvingen van von Halle. Volgens haar zijn de twee Zebedeüs-broers na de opwekking van Lazarus-Johannes daadwerkelijk één en behoren pas in deze eenheid tot de kring van twaalf bij het Avondmaal en tot de drie leerlingen in Gethsemane; bovendien werd na het lichamelijk wegvallen van Johannes Zebedeüs diens plaats inderdaad ingenomen door de voormalige Lazarus. De beschrijving van von Halle sluit dus precies aan bij de genoemde uitspraken van Steiner en is bovendien geschikt om deze uitspraken überhaupt begrijpelijk te maken.
Het oplossen van de tegenstrijdigheden tussen de beschrijving van Johannes door Rudolf Steiner en het Nieuwe Testament
Door de beschrijvingen van von Halle kunnen vooral ook de bovenvermelde tegenstellingen tussen de beschrijving van Johannes door Rudolf Steiner en de evangeliën van Marcus en Mattheüs en de Handelingen van de apostelen worden verklaard. Von Halle heeft deze tegenstrijdigheden en hun oplossing niet zelf vermeld; wellicht had zij geen directe kennis van deze tegenstrijdigheden en daarmee ook niet van de oplossing daarvan. Het gaat om het volgende:
Avondmaal: Zoals gezegd nemen daaraan volgens Mattheüs en Marcus twaalf leerlingen deel. Volgens Rudolf Steiner zou Lazarus-Johannes als de geliefde leerling nog daarbij geteld moeten worden en dan zouden er dertien leerlingen zijn. Volg je von Halle, dan lost deze tegenspraak zich op want beide uitspraken gelden tegelijk – enerzijds zijn er twaalf, anderzijds dertien leerlingen aanwezig. Dat is allebei correct: In lichamelijk opzicht zijn er twaalf leerlingen en bij deze twaalf hoort ook de nieuwe leerling Lazarus (met inbegrip van de
6
door hem opgenomen overige wezensdelen van Johannes de Doper en Johannes Zebedeüs). Deze leerling ligt aan het hart van de Heer en wordt nu ‘Johannes’ genoemd. Evenzo hoort, in lichamelijk opzicht, ook Jacobus-Zebedeüs tot de twaalf Avondmaalsleerlingen. Maar Johannes-Zebedeüs hoort daar niet bij, tenminste niet in lichamelijke zin. Want deze was, volgens von Halle, reeds eerder, namelijk op het moment van de opwekking van Lazarus, lichamelijk gestorven. – Op ziele-geestelijk gebied ligt dat echter anders. Op dit niveau nemen, volgens von Halle, dertien jongeren deel aan het Avondmaal; want in het lichaam van Jacobus Zebedeüs is ook het ziele-geestelijke deel van diens broeder Johannes aanwezig. Op die manier, maar alleen op deze manier, neemt, volgens von Halle, ook Johannes Zebedeüs deel aan het Avondmaal.
Handelingen van de apostelen: Volgens de Handelingen waren er aanvankelijk nog elf apostelen. Volgens Steiner zouden er echter op dit moment twaalf apostelen zijn. Volg je von Halle, dan is het weer allebei geldig. Er zijn elf en tegelijk twaalf apostelen aanwezig: in lichamelijk opzicht zijn het er elf, naar de ziel zijn het er twaalf. De ‘Johannes’, die tot de elf aanwezige apostelen behoort, is Lazarus-Johannes die is opgewekt uit de dood. Maar Johannes Zebedeüs hoort daar, in lichamelijke zin, niet bij; hij is er met zijn ziel bij, namelijk in zijn broeder Jacobus.
Samenvattend kun je zeggen: De uitspraak van Rudolf Steiner dat de geliefde leerling geconstitueerd zou zijn uit wezensdelen van Lazarus en Johannes de Doper voert tot tegenspraken in het Nieuwe Testament. Deze worden opgeheven, zogezegd opgelost door de beschrijvingen van Judith von Halle.
Oplossing van een tegenstrijdigheid betreffende de dood van Johannes Zebedeüs
Nog een tegenstrijdigheid wordt er opgelost, een tegenstrijdigheid die eveneens pas door de beschrijving van Johannes door Steiner in zijn volle scherpte tot uiting komt. Zou namelijk de evangelist niet identiek zijn met Johannes Zebedeüs, dan moet je opnieuw de vraag stellen naar het levenseinde van deze Zebedeüs en dan zie je een probleemstelling waarvan de oorsprong ver in het verleden teruggaat, tot Papias, de bisschop van Hiërapolis in de eerste eeuw, een generatie na de apostelen.
Op Papias gaat het zogenaamde Papias-fragment terug. Hierin wordt beschreven dat de beide broers Zebedeüs door de Joden worden omgebracht, niet alleen Jacobus, maar ook Johannes. Dit gegeven komt overeen met een uitspraak van Jezus in het Marcus-evangelie (Mc. 10:39), die ook als profetie van de gemeenschappelijke martelaarsdood van beide Zebedeüs-zonen werd opgevat. Wellinghaus nam daarom aan dat de beide broers en niet alleen Jacobus, de martelaarsdood hadden geleden. Als deze profetie “voor de ene helft [namelijk voor Johannes Zebedeüs] niet vervuld zou zijn, dan zou het niet in het evangelie hebben gestaan.” (zie aantekening 5) Ook de Johannes-onderzoeker Eduard Schwartz sluit zich daarom bij dit gezichtspunt aan: de beide Zebedeüs-zonen, Jacobus en Johannes, zouden gelijktijdig gedood zijn.8
Maar in de Handelingen van de apostelen staat het anders (Hand. 12:2). Daar wordt de martelaarsdood van Jacobus vermeld, maar niet van Johannes. Daarbij wordt benadrukt – en wel in dezelfde zin (Hand. 12:2) – dat deze Jacobus die gedood is, de broeder van Johannes Zebedeüs zou zijn; direct daarna wordt beschreven dat tegelijk met de dood van Jacobus ook Petrus gevangen werd genomen (Hand. 12:3). Omdat hier beide feiten, de broederband met Johannes Zebedeüs en het gevangen nemen van Petrus, uitdrukkelijk vermeld zijn, kun je je niet voorstellen dat Johannes Zebedeüs gelijktijdig gedood zou zijn en dat een dermate
7
belangrijke gebeurtenis als de moord op Johannes op die plek in de Handelingen der apostelen, onvermeld zou zijn gebleven.
Hier is weer een tegenspraak: aan de ene kant de profetie van Jezus en het bericht van Papias over de martelaarsdood van de beide zonen van Zebedeüs, aan de andere kant het bericht van de moord op alleen Jacobus.
Ook deze tegenspraak wordt opgelost in het licht van de beschrijving van von Halle. Volgens haar leefde in het lichaam van Jacobus ook de ziel van zijn broeder Johannes. Dus gebeurde er in het jaar 43 of 44 het volgende: Alleen Jacobus Zebedeüs werd volgens de Handelingen van de apostelen lichamelijk met het zwaard omgebracht. Daarbij werd echter, zoals het Papias-fragment bericht en zoals ook Jezus had voorspeld, gelijk met Jacobus ook zijn broeder Johannes Zebedeüs omgebracht: want deze had in het lichaam van Jacobus meegeleefd. – De tegenspraak lost zich dus op.
Tegenstrijdigheid met betrekking tot het ontwikkelingsniveau van Johannes
De beschrijving van Johannes door Judith von Halle levert zelf ook weer een mogelijke tegenstrijdigheid op. Als Lazarus-Johannes de Johannes uit de Handelingen van de apostelen is, zoals je uit de beschrijvingen van von Halle zou kunnen concluderen, ontstaat een probleem voor wat betreft diens ontwikkelingsniveau. In de Handelingen van de apostelen wordt deze Johannes als een eenvoudige leek beschouwd; daarom zijn de schriftgeleerden zelfs heel verbaasd over zijn vrijmoedigheid (Hand. 4:13). Deze eenvoud van Johannes zou wellicht verder niet zo verwonderlijk zijn als het zou gaan om de Zebedeüszoon, de visser. Lazarus echter was de ‘rijke jongeling’ en daarmee een van de oversten van het volk (Lc. 18:18), mogelijk was hij ook de ‘andere leerling’ en als zodanig zelfs een bekende van de hogepriester (Joh. 18:15). Dat deze Lazarus een onontwikkeld mens zou zijn geweest, is niet aannemelijk.
Hoe kan deze tegenspraak worden opgelost? Een persoonlijke navraag bij Judith von Halle leverde de volgende toelichting op: De rijke jongeling kon, zoals Jezus vroeger had gezegd (Mt.19:16-26; Mc.10:17-27; Lc. 18:18-27), slechts daardoor in het rijk der hemelen komen (wat dan door dood en opwekking van Lazarus is gebeurd), als hij zijn aardse rijkdom zou opgeven en daarbij hoorde ook de aardse culturele rijkdom. – In feite had de uit de dood opgewekte Johannes-Lazarus-Johannes immers, volgens von Halle, niet meer het etherlichaam van Lazarus, dus niet meer de lichamelijke drager van diens aardse herinneringen en de daarmee verbonden aardse ontwikkelingsgraad, maar het etherlichaam van de visser Johannes Zebedeüs.
Zo kan dus de potentiële tegenstrijdigheid al in de kiem worden opgeheven. Overigens: Dat dezelfde Johannes, toen hij op hogere leeftijd het evangelie schreef en het boek van de openbaring, zich inmiddels een nieuwe ontwikkeling eigen had gemaakt, met name op het gebied van het hellenisme, is natuurlijk niet uitgesloten door wat er hier is gezegd.
Het ochtendmaal aan het meer
Op het eerste gezicht lijkt het 21e hoofdstuk van het Johannes-evangelie in tegenspraak met de beschrijvingen van von Halle. Daar wordt een ochtendmaal aan het meer beschreven en daarbij de aanwezigheid van meerdere leerlingen genoemd, in het bijzonder die van de ‘andere’ leerling en ook de zonen van Zebedeüs. Het lijkt dus alsof er o.a. drie leerlingen
8
tegelijk aanwezig waren: Johannes de evangelist, Jacobus Zebedeüs en Johannes Zebedeüs. – Volgens von Halle leefde Johannes op dit tijdstip niet meer.
Met betrekking tot dit ochtendmaal moeten we in aanmerking nemen wat Rudolf Steiner benadrukt had (GA 144, 31-5-1908). Bij het ochtendmaal, net zoals bij de eerste ontmoeting van Maria Magdalena, werd de Opgestane niet meteen herkend: “Toen de morgen aanbrak, stond Jezus op de oever. Maar de leerlingen begrepen niet dat het Jezus was.” (Joh 21:4) Steiner zei met nadruk dat het helderziende vermogen eerst moest worden gewekt. Pas dan konden de leerlingen – in de geest – de verschijning van de opgestane Christus zien. Het is dus goed mogelijk dat het er in deze perikoop over het ochtendmaal minder op aan komt wie er in lijfelijke zin aanwezig was, dan wie deelnam met het vermogen tot geestelijk inzicht. Omdat volgens Steiner de andere evangelisten Mattheüs, Marcus en Lucas meer gericht waren op de “zintuiglijke, werkelijke wereld”, maar Johannes eerder op de “meer geheime, spirituele samenhangen” (GA 144, 31-5-1908), zou het zeer wel te begrijpen zijn dat Johannes bij de beschrijving van dit ochtendmaal niet alleen Johannes de evangelist en Jacobus Zebedeüs noemde, maar ook, als men de beschrijving van von Halle volgt, Johannes Zebedeüs die met ziel en geest ook aanwezig was. – Deze interpretatie van de perikoop van het ochtendmaal is in ieder geval geenszins een onzinnige mogelijkheid. Ze is in overeenstemming met de beschrijving zoals von Halle die over Johannes geeft.
Waarom vermeldt het Johannes-evangelie niet de opwekking van het dochtertje van Jaïrus, de verheerlijking op de berg Tabor en de Gethsemane-scène?
Tegen de traditionele visie dat Johannes Zebedeüs de schrijver van het Johannes-evangelie zou zijn, voert Manfred Krüger aan, dat uitgerekend het Johannes-evangelie een aantal van die centrale en belangrijke gebeurtenissen niet vermeldt, waaraan Johannes persoonlijk zou hebben deelgenomen: de opwekking van het dochtertje van Jaïrus, de verheerlijking op de berg Tabor en de Gethsemane-scène.9 Zolang het gaat om de vraag of Lazarus of Johannes Zebedeüs de evangelist is, is dat een overtuigend argument. Maar nu komt een verdere vraag op: Is dit argument ook dan geldig als het etherlichaam van Johannes Zebedeüs en daarmee diens herinneringsvermogen een geïntegreerd deel van de evangelist is?
Het volgende moet wel in ogenschouw worden genomen: De evangelist zegt met nadruk dat hij niet alles heeft opgeschreven wat met Jezus te maken had; hij wist nog veel meer. “Er zijn ook vele andere dingen, die Jezus heeft volbracht. Als die een voor een zouden worden opgeschreven, dan zou de wereld, naar ik meen, de boeken niet kunnen bevatten die te schrijven waren.” (Joh. 21:25) Dat wil zeggen dat Johannes een keuze heeft gemaakt. Niet alle gebeurtenissen, wellicht ook niet alles wat hijzelf had meebeleefd, hadden voor hem hetzelfde gewicht. Misschien kwam de opwekking van het dochtertje van Jaïrus voor hem op de tweede plaats in vergelijking met de opwekking van Lazarus (dat alleen in het Johannes-evangelie is beschreven). Misschien was voor hem, die opgewekt was uit de dood en een ingewijde geworden was, de verheerlijking op de berg en ook het gebeuren in Gethsemane van vergelijkbaar mindere betekenis dan het kruisigingsgebeuren dat hij zelf had beleefd en waarvan hij getuige was geweest. Dat zou een verklaring kunnen zijn waarom die scènes waaraan steeds een Johannes deelnam, in het Johannes-evangelie niet voorkomen. Misschien moet je er ook rekening mee houden dat het Johannes-evangelie een inhoudelijk structurele totaalcompositie lijkt te volgen10 en dat zijn inhoud ook geselecteerd kan zijn naar compositorische gezichtspunten. Ook de perikoop van de rijke jongeling is immers niet in het Johannes-evangelie opgenomen, maar alleen in de andere evangeliën, ofschoon de rijke jongeling wel Lazarus-Johannes zelf was.11
9
Samenvatting
Wie was Johannes de evangelist? – Traditioneel wordt Johannes Zebedeüs gezien als de schrijver van het ‘Johannes’- evangelie. Deze visie kan worden onderbouwd met het gegeven dat de evangeliën en de Handelingen van de apostelen geen specifieke verwijzing geven naar een andere leerling met deze naam. Volgens de geesteswetenschap van Rudolf Steiner is er wel degelijk nog zo’n Johannes, namelijk Lazarus-Johannes. Deze zou de evangelist zijn en niet Johannes Zebedeüs. Als je deze uitspraak op zich neemt, dan strookt dat echter niet met de evangeliën volgens Mattheüs en Marcus en ook niet met de Handelingen van de apostelen. Er bestaat een tegenstrijdigheid betreffende de getalsverhoudingen van de apostelen. Deze tegenstrijdigheid wordt opgeheven door de beschrijvingen van Judith von Halle. Zij beschrijft de opwekking van Lazarus (de latere evangelist) als een fusie van wezensdelen, niet alleen van de Doper en van Lazarus, maar in het bijzonder ook nog van Johannes Zebedeüs. Parallel daaraan is de ziel en de geest van Johannes Zebedeüs opgenomen in zijn broeder Jacobus. Met deze uiteenzettingen worden de genoemde tegenstrijdigheden tussen de beschrijving van Johannes door Steiner en die in het Nieuwe Testament opgeheven. Bovendien krijgen de raadselachtige woorden van Steiner over Johannes Zebedeüs een nieuwe en begrijpelijke betekenis en ten slotte wordt daarmee ook de tegenspraak opgelost tussen de Handelingen van de apostelen en het Papias-fragment.
In de zin van de antroposofie is misschien ook het volgende opmerkelijk. Zoals Rudolf Steiner zei, stond er met de gestalte van de geliefde leerling en latere evangelist een mens, die van de aardediepten tot aan de hoogste hemelhoogten reikte, voor de aan het kruis stervende Jezus Christus (GA 238, aanvullende opmerking van de uitgever). Vrij naar Judith von Halle, had deze mensengestalte echter bovendien bijna als een ideaalbeeld een driegelede constitutie naar lichaam, ziel en geest, die door de Christus zelf geschapen was.
1 Rittelmeyer, Friedrich. Christian Geyer. In: Rittelmeyer, Friedrich, editors. Aus meinem Leben. Stuttgart: Verlag Urachhaus; 1937
2 Geyer, Christian. Rudolf Steiner und die Religion. In: Rittelmeyer, Friedrich, editors. Vom Lebenswerk Rudolf Steiners. Eine Hoffnung neuer Kultur. München: Chr. Kaiser Verlag; 1921.
3 Lindenberg, Christoph. 1909. In: Lindenberg C, editor. Rudolf Steiner. Eine Chronik. 1861-1925. Stuttgart: Verlag Freies Geistesleben; 1988 blz. 276-287.
4 Lieblingsjünger. http://de.wikipedia.org/wiki/Lieblingsjünger. 2013. ref type: elektronisch citaat
5 Rengsdorf, K.H. Johannes und sein Evangelium. Blz. 202. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.
- Hengel M. Die johanneische Frage: ein Lösungsversuch. Tübingen: Mohr Siebeck; 2001
- Bauckham R. Jezus and die Eyewitnesses: The Gospels as Eyewitness Testimony. Cambridge: Wm. B. Eerdmans; 2008
- Nordsieck J. Johannes. Zur Frage nach Verfasser und Entstehung des vierten Evangeliums. Neukirchener Verlagsgesellschaft; 2013
6 Krüger, M. Albrecht Dürer. Mystik, Selbsterkenntnis, Christussuche. Stuttgart: Verlag Freies Geistesleben; 2009.
7 Von Halle, Judith. Vom Mysterium des Lazarus und der drei Johannes. Dornach: Verlag für Anthroposophie, 2009.
8 Schwartz, Eduard. Über den Tod der Söhne Zebedei, 1904. In: Rengstorf, K.H., editors. Johannes und sein Evangelium. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft; 1972 blz. 202-272.
9 Krüger, M. Warum Johannes, der Sohn des Zebedäus, das Johannes-Evangelium nicht geschrieben haben kann. In: Krüger, Manfred, editors. Die Schriften des Johannes. Band 2. Stuttgart: Verlag Freies Geistesleben; 2011 blz. 13-16.
10 Rau, Christoph. Struktur und Rythmus des Johannesevangeliums. Eine Untersuchung über die Komposition des vierten Evangeliums. Verlag Freies Geistesleben; 1972
11 Krüger, Manfred. Der Verfasser des Johannes-Evangeliums. Die Schriften des Johannes. Band 2. Verlag Freies Geistesleben; 2011 blz. 16-19.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten